Ervaringen
Bernadet hoorde bij een tweede echo, met tien weken, haar vermoeden definitief bevestigd dat het kind niet meer leefde. "Toen we naar huis gingen, zei ik tegen mijn vriend: ‘Ik wil het begraven.’ Nou, daarin volgde hij me wel, dat vond hij prima. Twee dagen na de curettage hebben we dat gedaan; niet het echte vruchtje zelf – want in het ziekenhuis had ik er niet bij stilgestaan dat ik dat had kunnen opvragen – maar een symbool.
Ik had één kledingstuk voor de baby, een rompertje, dat ik had gekregen van een vriendin. We stopten er allebei iets dierbaars van onszelf bij in en ik pakte het in fluweel. We reden naar de plek, ergens op het strand, waar we eerder hadden besloten dat we een kind van elkaar wilden hebben. Dat was voor mij een heel bijzonder moment geweest. We groeven een gat, legden het daarin en wachtten tot de eerste golf er overheen kwam. En dat is heel goed voor me geweest. Door iets te begraven erken je dat het er geweest is. Ik heb het een plek gegeven, het laten bestaan."
Barbara: "Ik heb een plekje in huis waar haar geboorte/overlijdenskaartje staat met de zwangerschapstest, klein beeldje en een engeltje erbij, een miniatuur monumentje. Ik vind het wel jammer dat ik geen grafje kan bezoeken, we zijn nog bezig op een begraafplaats een soort monumentje te laten neerzetten. Een plek om na te denken, waar ze kan komen ‘aanwaaien’."
Relinde: "We hadden het gevoel dat iemand van heel dichtbij overleden was. We konden er geen uiting aan geven, moesten het kindje afgeven, hadden niets om te begraven. Van mijn moeder had ik een paar weken tevoren een stamroosje gekregen omdat ik zwanger was. Toen ik uit het ziekenhuis kwam hebben we dit roosje in de tuin geplant en er symbolisch ons kindje onder begraven. Het ligt daar nog steeds. Dit begrafenisritueel heeft ons zeer geholpen in het concretiseren en verwerken van onze rouw."
Marjo: "Ik denk dat ik het verlies goed heb kunnen verwerken. Ik heb er heel veel over gepraat en gehuild. Ook heb ik in een mooi boekje mijn gevoelens en verwachtingen voor ons kind opgeschreven. Voor het opbergen van alle spullen (kleertjes en speeltjes) die ik al had heb ik mooie dozen beplakt.
Je kunt troost putten uit voor anderen soms vreemde dingen. Volgens mij moet de omgeving dit toestaan; niets is immers gek, als het helpt. Zo had ik zelf een grote speelgoedbeer gemaakt op de dag voordat ik hoorde dat ons kind dood was. Later heb ik de beer de kleertjes van ons kind aangetrokken en in tijden van groot verdriet lag ik met de beer op de bank. Ik heb er veel steun aan gehad. De beer zit nu nog steeds in de woonkamer."