Momenteel zijn er vier behandelingsmethoden die worden toegepast bij de behandeling van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap (EUG).
a. Een afwachtende (expectatieve) behandelingsmethode.
Dit is mogelijk bij:
-
geen of minimale klachten
-
dalende HCG-waarden
-
een EUG die op echografiebeelden kleiner dan 4 cm in diameter is,
-
geen waarneembare foetale hartactie.
-
geen symptomen van inwendige buikprikkeling.
b. Injectie(s) met Methotrexaat
Methotrexaat behoort tot de cytostatica en wordt gebruikt als:
-
de eileider niet gescheurd is
-
er geen bloedingen opgetreden zijn
-
het vruchtje nog geen hartactie vertoont
Een kuur met methotrexaat zal het vruchtje afbreken, omdat het (evenals kankercellen) sneldelende cellen zijn. Het vruchtje wordt dan afgevoerd via de baarmoeder. Het middel heeft weinig bijwerkingen en geen nadelige gevolgen voor de vruchtbaarheid en eventuele latere zwangerschappen. Wel mag de vrouw 3-6 maanden na de laatste injectie (er kunnen meerdere injecties gegeven worden, afhankelijk van de hoogte van het HCG), niet zwanger worden, zodat zeker is dat het middel de vrucht tijdens de zwangerschap niet nadelig beïnvloedt. Methotrexaat wordt ook als chemokuur bij kanker gebruikt.
c. Een laparoscopie (laparo= buik,scopie= kijken)
Hierbij wordt via een dunne naald koolzuurgas in de buikholte ingebracht. Zo ontstaat ruimte in de buik om de verschillende organen te zien. Meestal gebeurt dit via een sneetje onder de navel. Als men vermoedt dat er verklevingen bestaan, brengt men soms de naald op een andere plaats in, bv. onder de ribbenboog. Daarna wordt de laparoscoop (kijkbuis) ingebracht en aangesloten op een videocamera. Het operatiegebied kan nu op de monitor gezien worden. Ook op een paar andere plaatsen, zoals net boven het schaambeen en de zijkanten van de onderbuik, worden nog sneetjes gemaakt (drie van één cm en één van ong.drie cm) waardoorheen de operatie-instrumenten worden ingebracht. Via de schede en baarmoederhals kan een staafje in de baarmoederholte worden gebracht om deze tijdens de operatie te bewegen. Een EUG kan door deze ingreep, als deze groot genoeg is, herkend en verwijderd worden.
Indicaties voor een laparoscopie bij een verdenking van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap (EUG) zijn:
-
signalen van buikvliesprikkeling die los staan van HCG-waarden,
-
opeenvolgende HCG-waardebepalingen met stijgende concentraties
-
echografiebeelden waarop een buitenbaarmoederlijke zwangerschap (EUG) te zien is die groter dan 4 cm in diameter is,
-
echografiebeelden van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap (EUG) met positieve hartactie.
Een laparoscopie is vaak in eerste instantie om een diagnose te kunnen stellen. Als er een buitenbaarmoederlijke zwangerschap (EUG) aangetroffen wordt, kan er, afhankelijk van de grootte en de plaats van de EUG, een laparoscopisch-chirurgische ingreep toegepast worden. De gynaecoloog kan de eileider, indien de EUG zich daarin bevindt, sparen of verwijderen. Deze keuze maakt de gynaecoloog op basis van de plaats van de EUG, een eventuele beschadiging van de eileider, een kinderwens en de toestand van de andere eileider.
Mogelijke complicaties:
Bij het opereren zelf kunnen complicaties optreden. In zeer zeldzame gevallen kunnen de urinewegen of darmen beschadigd worden. De gevolgen kunnen soms pas zichtbaar worden als men al uit het ziekenhuis ontslagen is. Bij ernstige buikpijn, koorts of pijn in de nierstreek (aan de zijkant van de rug) is het dan ook verstandig direct met de dienstdoende gynaecoloog contact op te nemen. Deze beschadigingen zijn meestal goed te behandelen, maar het vraagt extra zorg en het herstel zal langer duren.
Bij de operatie wordt meestal een katheter in de blaas gebracht. Daardoor kan een blaasontsteking ontstaan. Dit is lastig en pijnlijk, maar goed te behandelen. Er kan in de buikwand of in de schede een nabloeding optreden. Meestal kan het lichaam zelf een bloeduitstorting verwerken, maar dit vergt een langere periode van herstel. Bij een ernstige nabloeding is soms een tweede operatie nodig, vaak via een grote snede.
Voor pijn na de operatie krijgt de vrouw pijnstillers. Het kan gebeuren dat zij naast buikpijn ook schouderpijn heeft. Het tijdens de operatie gebruikte koolzuurgas om meer ruimte in de buik te maken veroorzaakt die pijn.
Sommige vrouwen hebben na de operatie klachten als: duizeligheid, slapeloosheid, en moeheid als gevolg van de narcose. Deze zijn niet ernstig te noemen, maar kunnen vervelend zijn. Als het verloop van het herstel na de operatie anders is of langer duurt dan verwacht, is het verstandig dit met de huisarts of gynaecoloog te bespreken.
d. Een laparotomie (laparo=buik, tomie=snede)
Bij een laparotomie wordt door middel van een buiksnede (zgn. bikinisnede) de buik geopend waardoor in dit geval de EUG verwijderd kan worden.
Deze wordt uitgevoerd indien er sprake is van een instabiele bloedcirculatie. In dit geval zal eerst een redelijk stabiele bloedcirculatie nagestreefd worden d.m.v. een infuus met een eiwitoplossing en bloedcomponenten. In zeer acute situaties kan het nodig zijn snel te handelen om te voorkomen dat de vrouw sterft aan de EUG. In dat geval wordt direct tot een laparotomie besloten.
Ook als de gynaecoloog veel vergroeiingen verwacht in de buikholte, bijvoorbeeld na eerdere buikoperaties, kan deze besluiten te kiezen voor een laparotomie boven een laparoscopie.
Bij de operatie kan de eileider in de lengterichting gekliefd worden om het vruchtje er uit te halen. De eileiderwand wordt dan weer gehecht met fijne hechtingen.
De eileider kan ook gestript worden. Het vruchtje wordt dan achteruit geduwd, in de richting van de eierstok. De meest radicale methode is om een gedeelte van de eileider weg te halen. Meestal is er dan sprake van een scheur in de eileider.
Tijdens de ingreep wordt ook gekeken naar de conditie van de andere eileider. Ook speelt een rol in hoeverre de eileider, waar de zwangerschap gelokaliseerd is, beschadigd is geraakt.